Mijn Wens voor 2019: Een arbeidsdeal van de 21ste eeuw

Goed nieuws vrijdagochtend, Vlaamse werkloosheid op laagste peil in tien jaar. Dankzij activeringsmaatregelen en gunstige conjunctuur kunnen de cijfers verklaard worden. Terecht wordt ook de aandacht gevestigd op het aantal langdurig werklozen die we niet geactiveerd krijgen. Aan de andere kant zijn er veel openstaande vacatures bij werkgevers. Nochtans betreft het veelal vacatures waar geen scholing of opleiding voor nodig is. Wat kan dan wel de verklaring zijn?

In gans het pleidooi naar voltijdse tewerkstelling valt op dat niet werken steevast gelijkgesteld wordt aan inactief of vrije tijd en dat werken veelal geassocieerd wordt met een plicht. Het onderscheid tussen moeten en mogen is ten onrechte tot ver in het denken over vrije tijd en werken doordrongen In tijden waar er ruimte vrijkomt door robotisering mag dit onderscheid over boord worden gegooid. Dat rollen en jobs verloren gaan is immers niet noodzakelijk negatief, want er wordt tijd vrijgemaakt die anders kan aangewend worden. Iedereen heeft de mond vol over adaptatie, aanpassingsvermogen continue leren, afwisselend leren en werken, is het dan niet hoogtijd om het kunstmatige onderscheid tussen wat arbeidstijd is en niet arbeidstijd is niet langer te maken. Dat is mijn wens voor 2019 : een nieuwe arbeidsdeal van de 21ste eeuw.

De arbeidsmarktinfo in 2018 was alom tegenwoordig. De berichtgeving stond hoofdzakelijk in het teken van de impact van digitalisering op het aantal verloren jobs en nieuwe jobs. Afhankelijk van de berichtgeving ging het over het volledig verdwijnen van sectoren of functies tot het veranderen van rollen binnen jobs. Toch biedt technologie een heel belangrijke hefboom. Met technologie en digitalisering ligt er een mogelijkheid om meer ruimte vrij te maken om bijvoorbeeld afwisselend te leren en te werken of het onderscheid volledig op te bergen. Het verwacht patroon van eerst studeren, vervolgens werken en dan op pensioen gaan verdwijnt. Deze paradigmashift vergt wel een belangrijke uitdaging.

De uitdaging heeft betrekking op de manier waarop werk wordt omschreven. Pleidooien voor een 30-uren week of arbeidsduurvermindering hebben een verkeerd uitgangspunt, namelijk dat werk een set van ‘moetjes’ is die door iedereen gedurende x aantal uren wordt uitgevoerd. Hierbij wordt werk en vrije tijd als een zero sum game gezien maar dit is te beperkend. De tijdsinvulling is veel rijker dan dat, want werk wordt getransformeerd naar betekenisvolle activiteiten. Bij kinderen in de kleuterklas worden de “magjes” naast de moetjes gezien als een grote bijdrage in de ontwikkeling van de persoon. Waarom kan dit op latere leeftijd niet? Waarom blijft een voltijdse klassieke invulling van werken overeind in de 21ste eeuw.

De grens tussen leren en werken, of werken en leren wordt steeds artificiëler in een snel veranderende arbeidsmarkt (zie figuur). Dat leren en werken steeds verder in elkaar vloeit is duidelijk. Dat de contouren nog niet duidelijk zijn van waar het naar toe gaat is ook duidelijk. Wat wel duidelijk is dat het een paradigma shift veronderstelt met een heel andere invulling van werken, arbeidstijd en gerelateerde concepten die diep in onze structuren, instituties en regelgeving zijn ingebed. Belangrijke vragen komen aan het oppervlak bij die paradigmashift namelijk worden bedrijven scholen? Hoe ziet de financiering eruit? Gaan we betaald worden om te leren? Gaan we werken in onze vrije tijd? Betalen we belastingen op leren? Wat betekent werkloosheid en hoe ziet een werkloosheidskering eruit? Wat betekent dat voor het sociaal overleg? Welke contracten worden afgesloten?

Vragen voor een nieuwe arbeidsdeal van de 21ste eeuw ? Dat is mijn wens

Bron: https://cra.org/wp-content/uploads/2018/01/10-McGowan-Presentation.pdf

Leave a Reply